Automatische scherpstelling (AF) –

Automatische scherpstelling (AF) is de camerafunctie waarbij automatisch wordt scherpgesteld op een onderwerp. De meeste gewone digitale camera’s hebben deze functie. Er zijn verschillende AF-methoden. Welke methoden beschikbaar zijn, verschilt al naargelang je cameramodel. Gebruik verschillende methoden op basis van de scène of van het onderwerp dat je fotografeert. In de automatische opnamemodi, zoals de intelligente automatische modus of Scèneselectie, ligt de AF-modus vast en kan deze niet worden gewijzigd.

S (Enkelvoudige AF):
Het apparaat vergrendelt de scherpstelling nadat het scherpstellen klaar is. Gebruik dit wanneer het onderwerp stilstaat.
A (Automatische AF):
[Enkelvoudige AF] en [Continue AF] worden omgewisseld aan de hand van de beweging van het onderwerp. Als de
ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, vergrendelt het apparaat de scherpstelling wanneer het bepaalt dat het
onderwerp stilstaat, of blijft scherpstellen wanneer het onderwerp beweegt. Tijdens ononderbroken opnemen neemt het
apparaat automatisch op met continu-AF vanaf de tweede opname.
C (Continue AF):
Het apparaat blijft scherpstellen zo lang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt. Gebruik dit wanneer het
onderwerp in beweging is. In de functie [Continue AF] klinkt geen pieptoon wanneer de camera scherpstelt.
DMF (D. handm. sch.):
U kunt na het automatisch scherpstellen handmatig nauwkeurige aanpassingen maken waardoor u sneller kunt
scherpstellen op een onderwerp dan bij handmatig scherpstellen vanaf het begin. Dit is handig in situaties zoals macroopname.
MF (H. scherpst.):
Stelt handmatig scherp. Als u niet kunt scherpstellen op het bedoelde onderwerp met behulp van de automatische
scherpstelling, gebruikt u de handmatige scherpstelling.
Draai de voorste lensring om de scherpstelling handmatig in te stellen in de directe handmatige
scherpstellingsfunctie of de handmatige scherpstellingsfunctie.

Video is in het Engels, maar het wordt heel rustig en goed uitgelegd.

Scherpstellingsindicator

 (brandt):
Het onderwerp is scherpgesteld en de scherpstelling is vergrendeld.

 (knippert):
Het onderwerp is niet scherpgesteld.

 (brandt):
Het onderwerp is scherpgesteld. De scherpstelling wordt continu aangepast aan de hand van de bewegingen van het onderwerp.

 (brandt):
Scherpstelling wordt uitgevoerd.

Scherpstelbereik-begrenzer

Als de scherpstelbereik-begrenzer is ingesteld op “∞-3m”, stelt de camera scherp op onderwerpen die meer dan 3 meter verwijderd zijn in telefoto-opname (opnemen met een gelijkwaardige 35mm-formaat brandpuntsafstand van 150 mm of meer). In deze functie kan de camera sneller scherpstellen op ver verwijderde onderwerpen door te voorkomen dat hij scherpstelt op onderwerpen op korte afstand in telefoto-opname.

Een pictogram dat de status van de scherpstelbereik-begrenzer aangeeft, wordt afgebeeld op de monitor.

: De scherpstelbereik-begrenzer wordt niet toegepast. De camera stelt overal scherp binnen de hele opnameafstand.

: De scherpstelbereik-begrenzer wordt toegepast. De camera stelt alleen scherp binnen een beperkt bereik van ongeveer 3 m tot oneindig.

  • Wanneer de scherpstelbereik-begrenzerschakelaar is ingesteld op “∞-3m” in niet-telefoto-opname (opnemen met een gelijkwaardige 35mm-formaat brandpuntsafstand van minder dan 150 mm), wordt  afgebeeld, waarna de camera overal scherpstelt binnen de hele opnameafstand.

Onderwerpen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden met de automatische scherpstelling

  • Donkere en ver verwijderde onderwerpen
  • Onderwerpen met een slecht contrast
  • Onderwerpen waarnaar door glas wordt gekeken
  • Snel bewegende onderwerpen
  • Reflecterend licht of glimmende oppervlakken
  • Flikkerend licht
  • Van achteren belichte onderwerpen
  • Continu herhalende patronen, zoals de gevel van een gebouw.
  • Onderwerpen binnen het scherpstelgebied met verschillende scherpstellingsafstanden